Veltem-Beisem

Sint-Laurentiuskerk van Veltem

De naam ‘Veltem’ is een samenvoeging van twee Oudnederlandse woorden: ‘Velt’, wat nog altijd een ‘open onbebouwd stuk land’ betekent, en ‘heem’ is ‘woonplaats’

De verklaring is dus ‘dorp in het veld’. De oudste bekende schrijfwijze dateert van 1219. In de geschiedenis wordt de naam op verschillende wijzen geschreven: Welthem, Veltheen, Velthem.

In de Middeleeuwen hing Veltem af van de Hertog van Brabant. Deze plaatste het onder de Meierij van Herent. Het was eerder klein maar lag aan een vrij belangrijke weg. In de 14de eeuw werd Lodewijk van Velthem er pastoor. Deze beroemde letterkundige is vooral bekend door zijn boek ‘Spieghel Historiael’. Het geeft onder andere de geschiedenis van de Guldensporenslag weer.
In het begin van de 16de eeuw was Veltem eerst eigendom van Willem de Croy, dan van Filip de Croy. In 1550 werd het weer opgenomen in het domein van de Hertog van Brabant. In de 17de en de 18de eeuw waren eerst de familie Boot en nadien de Graven van Velthem de ‘heren’ van Veltem.

Graaf Louis de Robiano

Beisem wordt voor het eerst vermeld in 1117 als “Bergecem”. Dit betekent hoeve op de berg en duidt erop dat het oorspronkelijk centrum van Beisem de Bovenberg was. Latere schrijfwijzen zijn Berchsem en Beisem.

De Bovenberg was al bewoond tijdens de Oudheid. Hij lag immers langs een van de zijtakken van de Romeinse heirbaan, meer bepaald op de oude weg die Meerbeek met Winksele verbond.

Beisem was toen een afzonderlijk en zeer klein dorp. Het vormde een heerlijkheid met Buken en Assent. Vanaf 1600 behoorde Beisem achtereenvolgens toe aan de families Schotte, van Christijnen, de Villegas en de Robiano.

 

In het Ancien Régime was Beisem een typisch landbouwdorp. De enige industrie bestond uit een watermolen en een brouwerij.

St. Michielskerk van Beisem

Veltem en Beisem vormden dus twee afzonderlijke heerlijkheden.

Niet enkel op het vlak van wereldlijk bestuur stond Beisem in het Ancien Régime volledig los van het naburige Veltem, ook op kerkelijk-institutioneel vlak was dat het geval. Terwijl Veltem tot 1559 tot het bisdom Luik behoorde, was Beisem een onderdeel van het bisdom Kamerrijk. Meerbeek en Beisem hoorden parochiaal samen. Beisem was een appendicium van Meerbeek en de parochie werd bediend door de pastoor van Meerbeek. Van de 12de tot de 16de eeuw had de abdij van Affligem het tienderecht in Beisem. In de 17de eeuw werd de priorij van Terbank er de tiendeheffer.

Het eerste kerkgebouw van Beisem stond op de Bovenberg. Al op het eind van de 17de eeuw was de oude romaanse kerk op de Bovenberg tot een ruIne vervallen. In 1688 stelde de heer van Beisem een gerechtelijke vervolging in tegen de tiendeheffer, de priorij van Terbank, om de kerk herop te bouwen. Het proces sleepte aan tot in 1750, toen de Raad van Brabant de priorij van Terbank verplichtte om een nieuwe kerk te bouwen. In 1761 werd dan een overeenkomst getekend tussen burggraaf de Robiano en de priorin van Terbank.

De nieuwe kerk zou niet op de Bovenberg worden gebouwd, maar in het dal. Niet alleen was dat goedkoper bij het aanbrengen van materiaal, het dal was vooral de meest aangewezen plaats omdat daar nu de meeste huizen waren geconcentreerd, terwijl op de Bovenberg geen enkel huis meer overbleef. Op 26 september 1762 werd de Sint-Michielskerk, gebouwd in klassicistische stijl, ingehuldigd.

Dorpsgezicht van Veltem

Ook in Veltem leed men erg door plunderingen en geweld van doortrekkende legers tijdens het Oostenrijks, Frans en Hollands bewind.

Veltem en Beisem werden pas in de Nederlandse periode, meer bepaald in 1826, verenigd. In 1832 echter beraadslaagden de Veltem-Beisemse gemeenteraad opnieuw over de scheiding van beide dorpen, maar die werd door de hogere overheid niet aanvaard.

 

De Heersemmolen, de watermolen van Beisem

De watermolen van Beisem, die bijzonder gaaf bewaard is gebleven, ligt in een prachtige landschappelijke zone grenzend aan Erps-Kwerps. De Molenbeek is er kunstmatig opgetrokken met de bedoeling de molen te spijzen. De Heersemmolen,
die in 1356 voor het eerst wordt vermeld, ontleent zijn naam aan de Frankische plaatsnaam “Hendersem”, woonplaats van Hendrik. Op de kaart van Beisem van +/- 1750 is de molen duidelijk weergegeven. Men bemerkt zeer goed een dubbelwoning: enerzijds de molen en het rad, anderzijds de eigenlijke woning, m.a.w de constructie zoals wij ze nu nog kennen.

De oude Heersemmolen had niet alleen een economisch belang, in het Ancien Régime zetelde er ook de schepenbank van de heerlijkheld Beisem. En de overlevering wil dat in de Franse periode de mis in het geheim opgedragen werd in de Heersemmolen, omdat die veraf gelegen was van het dorp.

Verschillende namen van molenaars zijn bekend. In 1755 was Jan Merckx molenaar, in 1781 woonde
F. Merckx op de molen. Het kadaster van 1834 gaf brouwer Pieter Carleer, waarschijnlijk een molenaar, als eigenaar op. Het bevolkingsregister van 1846 geeft Anthoon Joseph Vrebos, een 31-jarige landbouwer en molenaar, als bewoner van de molen.

In 1876 vinden we de famille Freys op de molen. Johannes Freys uit de Binnenstraat had hem gekocht. Zijn zoon Robert Freys, de latere burgemeester van Veltem-Belsem, volgde hem op als molenaar, samen met zijn schoonbroer Frans Ginis. Diens zoon Daniël Ginis was de laatste maalder van de famille op de Heersemmolen. Na zijn dood werd de molen verkocht.

De oudste gedeelten van het gebouwencomplex dateren ult de 15de eeuw In de daaropvolgende 500 jaar is er geregeld gebouwd en uitgebreid, en dat tot in 1920-1930. Het eigenlijke molengebouw is opgetrokken in oranje Spaanse baksteen en witte zandsteen. Het sluit aan bij de woning en een bijgebouw. In de gevels kan men duidelijk de verscheidene bouwperiodes waarnemen.
Binnen is de constructie nog in goede staat. Het mechanisme van de molen was nog vrijwel intact, toen de molen in 1986, op advies van het Genootschap voor
Heemkunde van Herent en Omliggende en met de financiële steun van de Koning Boudewijnstichting en de Nationale Loterij, werd gerestaureerd. De molen werd weer maalvaardig gemaakt en het molengebouw werd verfraaid.