De naam ‘Delle’ duidt op landerijen in een dal. Delle, een gehucht van Winksele, was een typisch landbouwdorp.In 1786 stonden er in Winksele 139 huizen, waarvan 67 in het dorp en 79 in Delle. Als we een 5-tal bewoners per huis tellen, komen we ongeveer aan een 700-tal inwoners in totaal. In de 18de eeuw overtroefde Delle, toen nog het gehucht Neerwinxele, Winksele. De Mechelsesteenweg was ook veel meer bebouwd dan de Leuvensesteenweg. Het inwonersaantal in Delle groeide van 781 inwoners in 1800 tot 1492 in 1900.
De oprichting van de parochie
In de negentiende eeuw maakte het gehucht Delle deel uit van de parochie Winksele. De verbinding tussen Delle en het centrum van de gemeente waar zich de kerk bevond, bestond enkel uit een aardeweg door het bos (de huidige ‘macadam’, in gebruik genomen in 1956). Rond 1900 gebeurden alle verplaatsingen nog te voet, zodat het tijdens de winter of bij overvloedige regen voor Dellenaren praktisch onmogelijk was droogvoets in het centrum van Winksele te geraken. Deze situatie had tot gevolg dat ze vaak ofwel met koude en natte voeten in de kerk van Winksele aankwamen, ofwel een omweg over Herent moesten maken.
Rond 1890 probeerde de pastoor van Buken het gehucht Delle bij zijn parochie aan te hechten, maar dit stuitte op het veto van de bisschop. Op 3 november 1899 vroeg het grootste gedeelte van de inwoners van Delle de oprichting van een eigen parochie. Hieraan werd gevolg gegeven en vanaf 2 juli 1900 is de zelfstandige parochie van Delle een feit. Vanaf 25 juli 1900 telde het bisdom één parochie meer: de parochie “Heilig Hart van Jezus” (officiele benaming) in Delle.
Een volwaardige parochie had echter een kerk nodig. In het oude Hof ter Eycken werd in 1900 de eerste kerk – een noodkerk – ingericht. De pastoor gebruikte het oude hoevegebouw als pastorij. Alle Dellenaren kennen het Hof ter Eycken als de “Padoue”.
Vanwaar komt de naam “Padoue”? De Zusters van Tildonk kochten het Hof ter Eycken in 1884 en gebruikten het als een soort buitenverblijf. De aankoop verliep niet zo vlot als verwacht en de zusters begonnen om hulp te bidden tot Sint Antonius van Padua. Aangezien de Franse taal in onze streken nog overheerste werd er gebeden tot “Saint Antoine de Padoue”, vandaar “de Padoue”.
In 1914 begon men aan een kerk in neogotische stijl te bouwen. De oorlog en de crisis maakten het bouwen gedurende verschillende jaren onmogelijk. In 1936 werd de bouw onder impuls van pastoor Van Eyck voltooid. De oorspronkelijke plannen uit 1912 werden uit financiële redenen sterk gewijzigd. Zo werd de geplande toren (46 meter hoog) weggelaten, zodat Delle nu een kerk heeft met een toren die lager is dan de hoofdbeuk. Nu is de kerk ontwijd.
Delle in de oorlogen
1914-1918
De Duitsers vielen ons land binnen op 4 augustus 1914. Op 19 augustus 1914 kwamen de Duitsers te Delle aan. Ze bleven rustig tot 24 augustus 1914. Op die dag begonnen ze te plunderen en te moorden. Op 25, 26 en 27 augustus werden te Delle 57 woningen platgebrand. Deuren en vensters werden stukgeslagen. Woningen werden geplunderd en het vuur werd ontstoken. Het gebied tussen Leuven en Mechelen was één vuurhaard. Heel wat inwoners werden aangehouden, zelfs doodgeschoten. Pastoor Felix Moons, een overtuigd patriot, werd op 16 maart 1918 door de Duitsers gefusilleerd in het Fort V van Edegem. Zijn laatste woorden waren: “Voor God en het Vaderland”.
Op vrijdag 10 mei 1940 vielen de Duitsers ons land opnieuw binnen. Vele burgers gingen vluchten voor het naderend Duits geweld. In het begin van de oorlog werd boven Delle een Amerikaans vliegtuig neergeschoten. De piloot bracht het er levend van af. Op 18 november 1944 viel een Engels vliegtuig op de schuur van August Goovaerts aan de Mechelsesteenweg. De piloten overleefden de crash niet; de bewoners konden zich nog redden maar leden veel schade. De schuur en stallen brandden volledig uit. De volledige veestapel werd gedood.
De witloofteelt in Delle
Na de Eerste Wereldoorlog begon het witloof ingang te vinden in onze streek. In de jaren dertig was het al goed ingeburgerd. De witloofplukkers liepen achter de boer -het was nog de tijd van paard en ploeg- en trokken de wortels met de hand uit. Nadien werden de witloofwortels ontdaan van het loof en ingekuild in ‘lagen’. Het witloof moest geforceerd worden: eerst gebeurde dit met paardenmest, nadien met buizen met warmwaterverwarming. De lagen met de golfplaten en de dampende witloofvuurtjes zijn vele jaren een vertrouwd beeld geweest in Delle.
De witloofkrop -ook het witte goud genoemd- zorgde voor een zekere welstand in Delle. In de jaren 1950 en 1960 kende de witloofteelt zijn hoogtepunt, vooral omdat vele arbeiders als bijverdienste ook een aantal witlooflagen hadden.
Daarna begon er een geleidelijke teruggang. De mechanisatie zorgde voor wijzigingen in de productie en er kwam meer machinaal werk. Ook de manier van verkopen veranderde. Eerst kwamen de opkopers aan de witlooflaag de prijs per opbod bepalen. Daarna boden de veilingen van Kampenhout en Kortenberg nieuwe mogelijkheden.
Het is altijd een intensief werk geweest. Dikwijls moest men een beroep doen op onderlinge hulp of hulp van de buren, vooral op de dagen van ‘het langen’ (oogsten) van de kroppen, het witloofkuisen en het verpakken.
Toch kwam er meer vooruitgang. Het inleggen van de witloofwortels in open lucht onder witloofplaten werd vervangen door de witloofschuur. Naast de grondcultuur kwam er de hydrocultuur (watercultuur). De witloofboer van het begin van de 20ste eeuw werd meer een witloofindustrieel. De terugval van het aantal witlooftelers in Delle was in de jaren 1990 groot.